Wat een weer. Het is grijs, nat en hopeloos aan de andere
kant van het vensterglas. En niet eens als gevolg van een fatsoenlijke
plensbui, maar van de futloze miezer die nu al uren uit het grauw druipt. Weer
om je te verhangen.
Ik heb geen aanvechtingen in die richting, maar als ik
uit het leven zou willen stappen, zou ik daar geen stralende, zonovergoten dag
voor uitzoeken, maar een kleurloze, niksige wegwerpdag als vandaag (en
gisteren, en morgen), zo’n dag die nergens voor deugt, behalve voor drama. Ik
zie een drom mensen voor me bij de uitgang van een fabriek. Het schemert, ook
al is het midden op de dag, en dunne regen vult de plassen. Ze mompelen boos en
verbouwereerd, die mensen, want ze zijn net ontslagen, overcompleet, overbodig,
te duur, en ze sjokken mompelend door de plassen terug naar hun huizen en
vragen zich af hoe ze straks de hypotheek nog zullen betalen. Zo’n dag.
Wel een dag om cadeau te doen aan geharde positivo’s.
Hopelijk knappen ze ervan op en drenst en druilt het genoeg om die instant
blijdschap van hen tot reële proporties terug te brengen. Goede kans dat er
eentje eindigt aan een boomtak met een afscheidsgedichtje in zijn zak: Altijd maar het positieve / Kan mij nu niet
meer gerieven.
Trouwens: eigenlijk is het niet ééns een dag om je te
verhangen, want zo’n actie zou de dag nog iets melancholieks geven, een zweem
van zwarte romantiek, de heroïek van de dichter die aan het leven lijdt en in
de regen zijn eigen dichterlijke tranen herkent. Daar is deze vreugdeloze dag te
vaal, te loos voor.
Maar let op, de kortste dag van het jaar is nabij en
daarmee ook het keerpunt. Op 21 december scharnieren we alweer de winter uit, de
lente tegemoet. Ik heb er nu al zin in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten