Het Parktheater en Fontys Hogescholen gaan samen vaststellen, welke plekken inwoners van Eindhoven gelukkig
maken. Een en ander gebeurt in het kader van een internationaal onderzoek naar hapspots onder supervisie van de Belgische
‘geluksambassadeur’ Leo Bormans. Dat lees ik op de site van het Parktheater
In zijn thuisland België heeft Bormans al tal van zulke locaties
geïnventariseerd. Een puike plek in Antwerpen, bijvoorbeeld, is te vinden op
zes kilometer van de kathedraal, in Hoboken, nabij de Schelde. Daar ligt een
natuurgebied waar vossen, reeën en bunzings wonen, honderden plantensoorten
bloeien en alleen al tweehonderd soorten nachtvlinders rondfladderen. Er huist
ook een vliegje dat nergens anders ter wereld is gesignaleerd en daarom naar
zijn biotoop is vernoemd: Pseudonapomyza Hobokensis. Wel een plek om het naar je zin te krijgen.
Het zette me aan het
denken over de ‘hapspots’ van mijn eigen Eindhoven. De eerste die me te binnen
schiet, is een plek waar ik tijdens een blokje om steevast van mijn fiets stap,
en ligt bij een zwierige lus in de Kleine Dommel nabij de Boutenslaan. Er staan
twee bankjes klaar, en terecht, want hier wil je wel even verwijlen. Zo bevallig
als het riviertje hier zijn dansje maakt, zo tref je het niet vaak, en al
helemaal niet midden in een stad. Het lijkt precies te kloppen, ook zonder dat
je de regels van het rivierdansen kent. Dat idee, gevoegd bij de harmonie en de
stille esthetiek, brengt de kijker al gauw in een serene stemming, die je
misschien wel geluk mag noemen.
Een andere afstapplek kent
ook bankjes, maar is veel stadser. Die bevindt zich halverwege de Torenallee op
Strijp S, voormalig industriegebied en nu aan het uitgroeien tot gewilde woon-
en werkplek van creatief Eindhoven. Sinds fotograaf Jos Lammers en ik er jaren
rondzwierven voor het maken van een boek, ben ik eraan gehecht geraakt, aan dit
amalgaam van stoere gebouwen, strakke lijnen, oude inzichten, nieuwe ideeën, arbeiders,
nerds, kunstenaars, dynamiek en verbeelding. Telkens als ik er ben, wenkt een
bankje en tracteert het op verhalen van toen en nu. Op het fascinerende
lijnenspel van de industriële monumenten. Op de jonge gevorkte platanen die de
brede middenberm van de Torenallee opvrolijken en daar het proza van al dat
witte beton aanvullen met groene poëzie. Hier kun je een half uur op een bank
zitten en het idee krijgen dat je heel wat hebt meegemaakt.
Twee puike plekken, twee
soorten stadsgeluk. Voila, meneer Bormans.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten