Ineens
zag ik het, op een vrijdag rond het middaguur in het Nationaal Glasmuseum te
Leerdam: van alle bezoekers, en dat waren er nogal wat, was er niet één onder
de zestig. Voor de vrijwilligers die kaartjes verkochten en uitleg gaven, gold
hetzelfde: allemaal senioren. Alsof je hier alleen binnen mocht met grijs haar
of een ander bewijs van belegenheid.
Toen ik
er even over nadacht, realiseerde ik me dat me al eerder was opgevallen hoezeer
musea – op de toeristenmagneten na – het moeten hebben van ouderen. Als je er
jongeren ziet, zijn dat doorgaans schoolklassen op verplichte kunstexcursie;
ouderen vormen de dominante bezoekersgroep. Dat zal vooral komen doordat ze er de
tijd voor hebben: dat geldt zowel voor hun agenda, waar doorgaans geen
werkafspraken meer in staan, als voor hun hoofd, waar meer ruimte is gekomen
voor kwaliteit en verdieping.
Op de
parkeerplaats even verderop stond een opvallende sculptuur. Toen ik die
naderde, streek er net een vlucht fietsende ouderen neer. “Fotokans!” riep de
kennelijke leider en gedwee trok menigeen zijn camera. Straks zouden ze vast
met z’n allen een caféterras gaan vergrijzen. Ik vind het een tafereel uit de
hel, zo’n groepsuitje met mensen die allemaal van Drees trekken en
vrijetijdskleren van de ANWB dragen plus een lichtgevend veiligheidshesje, maar
de oudere recreant is net als de oudere museumbezoeker wél een sociologisch
fenomeen van belang.
Ik kom
erop nu het kabinet-Rutte op Prinsjesdag de hardwerkende burger weer eens in
het zonnetje zette. Hij, onze noeste werker, wordt het meest ontzien bij alle
bezuinigingen die over ons neerdalen; gepensioneerden, chronisch zieken en
werklozen betalen het gelag. Op werken moet immers een beloning staan, wordt
premier Rutte niet moe te verklaren.
Alsof
werken een keus is. Onder de niet-werkenden vallen miljoenen mensen die hun
inzet dubbel en dwars geleverd en daarmee hun pensioen verdiend hebben. Honderdduizenden
staan onvrijwillig aan de kant doordat ze hun baan verloren hebben of
arbeidsongeschikt zijn geraakt. Waarom al die mensen bestempelen tot minder
voorbeeldige burgers dan de hardwerkende Nederlanders? Calvinistische
bekrompenheid, denk ik.
Niet-werkenden
leveren hun eigen bijdragen aan de economie en aan de leefbaarheid van de
samenleving. Ze vormen een grote bron van inkomsten voor de vrijetijdsindustrie
in al haar culturele en recreatieve geledingen. Ze geven de halve
gezondheidszorg werk. En ze verrichten zoveel belangrijk werk als mantelzorgers
en vrijwilligers, dat de samenleving zonder die inbreng ontwricht zou raken. Dus
volgende Prinsjesdag graag een rectificatie.
Foto: Trepelu (Flickr)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten