woensdag 4 september 2013

Dwalen tussen nergens en ergens


Een zomerdag in september is een onverwacht cadeau. Zoiets als een digestief dat zomaar wordt aangeboden door de chef van een restaurant waar je voor het eerst komt.

Deze zomerdag in september zorgt de zon voor een goedmoedige warmte in het buitengebied waar ik ronddwaal. Hij dwarrelt door bladeren van bomen die al een beetje beginnen te verkleuren. Op de bodem spelen licht en schaduw een spel dat al zo oud is als de wereld en toch nooit in herhaling valt. De kunstzinnigste patronen tekenen zich af, een tel maar, om dan weer te vervloeien tot een nieuwe compositie van licht en donker, die ook maar kort aanhoudt – een perpetuum mobile, aangedreven door zon en wind.

Negen van de tien keer zie ik het niet, maar vandaag wel, en ik merk hoe het mijn stemming beïnvloedt. Komt het door de esthetiek? Maken de natuurkrachten zo’n indruk? Of proef ik een metafoor van de hoop in het licht dat steeds weer door het donker heen weet te prikken? In elk geval montert het op, dit gewemel van licht en donker.

Het is ook een begrippenpaar dat grote dimensies overspant. Licht en donker verhouden zich tot elkaar als dag en nacht, yin en yang, leven en dood, hemel en aarde, alles en niets. Tussen die polen zoeken wij onze plaats en onze weg, soms verblind door de zon, dan weer tastend in de schemering, dwalend van hier naar daar en tussen nergens en ergens.


U merkt: het is oppassen geblazen met die zon, want men gaat er snel van ijlen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten