zaterdag 22 juni 2013

Welkom bij de Club




Diverse oudere vrienden die ik vertelde over mijn kersverse status als vrijgestelde, reageerden met dezelfde mysterieuze spreuk: “Welkom bij de Club.”

Mensen die uit het arbeidsproces zijn gestapt, hetzij wegens pensionering, hetzij wegens arbeidsongeschiktheid, vormen kennelijk een Club. Nooit geweten. De leden van de Club houden hun lidmaatschap blijkbaar goed geheim. Over het wezen van de Club weet ik het fijne ook nog niet. Het lijkt vooral te draaien om het uitwisselen van interessante vormen van vrijetijdsbeoefening. In een paar gesprekjes trok er al een hele stoet hobbyclubs, goede doelen, buurtcomités, kunstprojecten, sportverenigingen en niet te vergeten campers voorbij. Zodra ik smeuïge Clubfinesses hoor, zal ik op deze blog de klok luiden.

Er kwam ook nog een andere stoet voorbij: een stoet van lezers die reageerden op de zwanenzang waarmee ik mijn redacteurschap van HP/De Tijd afsloot. Ik zoog alle complimenten en medeleven dankbaar op, maar onderging ze ook met een zeker ongemak, want het had er wel iets van alsof ik six feet under naar mijn eigen grafredes lag te luisteren. Zo’ne goeie hadden ze nog niet gehad, daar kwam het op neer. Balsem voor de ziel, tenminste als die nog leeft. Dat hoorde kennelijk ook allemaal bij de privileges van de Club.

Ik sloot de ogen en dagdroomde over mijn nieuwe leven als pensionado. Al snel zag ik mezelf slenteren over een bevallige promenade, zo’n beetje de Ramblas, maar dan minder Spaans, wandelstok in de hand, zomerhoed op het hoofd, avondblad gevouwen onder de arm, alle tijd van de wereld, kalmaan op weg van onbepaald naar nergens, waar een behaaglijk terras op me zou wachten. En dan zou ik een Chablis bestellen en met een geroutineerd gebaar een opschrijfboekje en een potlood tevoorschijn halen om te beginnen aan een korte tekst, zo licht dat die weg kon waaien met het kleinste briesje.

Toen stokte de dagdroom en vroeg ik mezelf streng af of ik het werk nou toch nog niet los kon laten. Nee hoor, stelde ik mezelf gerust, die man op dat promenadeterras was niet aan het werk, die schreef alleen maar graag af en toe een stukje.