Het pad maakt een laatste draai en daar staat een pracht van
een boom te pronken, een acacia, zijn roodbruine bast vol groeven en plooien,
de takken gestoffeerd met een miljoen ijle blaadjes. Dat zie ik omdat mijn
scootje nooit haast heeft en me de tijd gunt om details in me op te nemen.
Haast is zelden goed, en al helemaal niet als het om iets bijzonders of iets
moois gaat.
Mijn blik gaat van de grillige stam naar de wuivende kruin
en weer terug, en dan zie ik het ineens. Ik pak mijn smartphone om het te
fotograferen, maar wacht even omdat er een fietser aankomt en ik me wat geneer,
zo met mijn neus hier bovenop, ik lijk wel een voyeur. Als hij voorbij is, kijk
ik nog eens goed, en ja, het is niet te miskennen: dit is onversneden boomerotiek.
Op ooghoogte heeft de natuur een vagina in de bast gekerfd, een dendrologische
Courbet, een Origine du Monde in
hardhout. Het klopt allemaal: de ellipsvorm, de rimpelingen, in het midden een kleine
verdieping als de ingang van een donkere minigrot. Zomaar midden in een
stadspark.
Er komen een paar wandelaars aan. Ik acteer dat ik iets
intik op de smartphone. Ze passeren zonder blikken of blozen, alsof hier niet
een acacia haar rokken optilt om de Oorsprong van de Wereld te tonen. Misschien
zie alleen ik het maar, ligt het aan mijn smoezelige geest dat ik een groef in
een boombast al erotisch duid, spelen de hormonen diep in me op.
Dat is het, natuurlijk. Drie jaar lang kreeg ik hormonen
toegediend om een sluimerende prostaatkanker in toom te houden. Die hielden helaas
ook het libido in toom. Maar er is een pauze in de behandeling ingelast en nu melden
de zinnen zich weer. Sorry, acacia. Pardon, Gustave Courbet. Maar bijzonder
vind ik het wél.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten