Ik ken Jos al even, een jaar of vijfendertig geloof ik, maar
ik kijk toch weer op van zijn doorleefde fotokoffertje. Toen we net samen op
reportage gingen, zag dat koffertje er al uit alsof het de hele wereld rond was
geweest, en nu dat inderdaad een feit is, oogt het werkelijk stokoud en der
dagen zat. Het leren handvat is al bezweken en heeft plaatsgemaakt voor een
geïmproviseerde greep van grasgroen geplastificeerd wasdraad.
Er komt een enorme lens uit het koffertje en ik word de tuin
in gedirigeerd voor een eerste shoot. Dan wil Jos ook nog een variant
binnenshuis. Zijn oog valt op een portret dat de Eindhovense kunstenaar Cornelis
le Mair eens van me schilderde, een stemmig profiel, nogal terughoudend voor zijn
doen – de maestro wil nogal eens uitpakken met draperieën en plooien. De
dubbeling levert een mooi beeldrijm op, zie ik als ik een paar dagen later de
foto’s onder ogen krijg. Portret met portret. Het ene medium over het andere.
Het echoënde portret brengt ook twee tijden in beeld,
realiseer ik me, want de foto is van nu en het doek van negen jaar geleden.
Negen jaar is een vingerknip vergeleken met de eeuwigheid, maar kan in een
mensenleven de wereld op zijn kop zetten. Negen jaar geleden had ik nog amper
last van onwillige organen; sindsdien ben ik duizenden longblaasjes en een
prostaat armer en een lange kunstader rijker. Er ligt een invalidenparkeerkaart
achter mijn voorruit en een rollator in de kofferbak. Ik ben geabonneerd op
allerlei zorgverleners en een aanwinst voor mijn apotheek.
Mijn hoofd op het doek heeft nog geen weet van wat er
allemaal staat te gebeuren. Mijn gefotografeerde hoofd daarentegen heeft het
allemaal meegemaakt en is er nog vol van. Niettemin verschillen ze niet erg van
elkaar, het wetende en het onwetende hoofd. Het haar wat grijzer, de bril wat
strakker, dan houdt het wel op. Zo zie je maar weer: je kunt wel naar iemands
kop kijken, maar niet erin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten