Dat was niet voor het eerst, maar
het was wel de eerste keer dat het me opviel. En verbaasde. Want servicekosten? Over welke service ging
het dan wel? De enige dienst die er zojuist geleverd was, bestond uit werk dat
ik het Muziekgebouw uit handen nam. Ik had het programma doorgevlooid, plaatsen
uitgekozen, administratieve handelingen verricht, een wachtwoord gegenereerd, ingelogd,
allerlei bancaire taken verricht en het Muziekgebouw aldoende minimaal een
receptionist, een gastvrouw en een caissière uitgespaard – en vervolgens moest
ik betalen voor de service die ik zelf had verleend? Het ging slechts om drie
euro, maar dat waren er wel drie te veel. Die ‘service’ was natuurlijk een
schijnpost om de toegangsprijs cosmetisch een beetje te drukken.
Het bracht me wel op een idee. Hoeveel
kosten maakte ik allemaal om een avondje cultuur op te snuiven? Printen van de
toegangsbewijzen: € 0,50. Kostuum stomen: € 7,50. Koffie vooraf, wijn na: € 6. Drie
uur parkeren: € 9. Gederfde tijd: drie uur à € 60. Totaal: € 203. Daarop worden
mijn € 3 ‘servicekosten’ weer in mindering gebracht, zodat mijn vordering uiteindelijk
precies € 200 bedraagt. Maar niet heus, want ik draag het Muziekgebouw een warm
hart toe en zal het niet zal laten opdraaien voor zaken die ik vanzelfsprekend
vind.
Met andere woorden, directeur Wim
Wringer, bewijs uw bezoekers een dienst en schrap die malle post ‘servicekosten’
toch eens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten