vrijdag 11 april 2014

Ons geheugen deugt niet


Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, zeggen ze. Nou zeggen ze zoveel. Zóveel dat ik er al eens een kleine verhandeling aan wijdde. Maar dat van die ondoorgrondelijkheid zou wel eens kunnen kloppen.

Waarom, bijvoorbeeld, zit de schepping zo vol ongerijmdheden en raadsels? Ik zou een heel essay kunnen vullen met zaken die beter niet hadden kunnen worden geschapen – denk aan ongeluk, rampen, oorlog, haat, muggen – maar laat ik me beperken tot ons gebrekkige geheugen. Als je schepselen dan toch uitrust met het vermogen tot herinneren, doe het dan goed, zou ik zeggen. Niet dus, het geheugen is onlogisch en hapert om de haverklap.

Onlangs zat ik me bij een pubquiz te verbijten dat ik maar niet op de naam van een beroemde architect kwam, de titel van een popsong kwijt was, twee gebouwen door elkaar haalde en twijfelde over de auteur van een toneelklassieker. Maar vanochtend onder de douche schoot me pardoes het riedeltje te binnen waarmee een bepaald zeepje dertig jaar geleden reclame maakte. Nergens voor nodig, die herinnering, volkomen onbelangrijk, maar wel bewaard gebleven.

Het zou handig zijn als we zouden onthouden aan welke steen we ons steeds weer stoten, maar nee hoor. Het zou goed als we zouden onthouden hoe we ons verdriet of ergernis kunnen besparen, wat er te leren valt van misvattingen en welke risico’s maar beter vermeden kunnen worden. Daar is het geheugen echter niet op geprogrammeerd. Het herinnert zich echter wel allerlei onnutte, futiele of irritante zaken.

Sinds mijn veertiende zit de eerste zin van Caesars De Bello Gallico in mijn hoofd: “Gallia est omnis divisa in partes tres, quarum unam inculunt Belgae.” Ga toch weg, Julius Caesar, maak plaats voor een zinniger herinnering. Waarom weet ik nog wanneer de Guldensporenslag plaatsvond, maar heb ik moeite de sterfdata van mijn ouders te onthouden? In de supermarkt ben ik vergeten wat ik ook weer zou halen en springt ineens meneer Schreurs, de kleine kruidenier uit mijn kindertijd, op mijn netvlies.

Of neem die reünie van de School voor de Journalistiek, waar ik een studente van toen ontmoette, nog steeds mooi en charmant. Ik wist nog hoe ze heette, Marjo, maar niet meer hoe we elkaar kenden, van een zelfde studiegroep misschien? “Wij vonden elkaar toen nogal leuk,” zei Marjo met een geladen glimlach. Ik kon mezelf wel voor mijn zeef slaan.


Foto: Flickr (Wade Morgan)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten