Ach, zo snel al… Nog geen twee maanden geleden schreef ik
hier over het optimisme van Wubbo Ockels in diens energieke gevecht tegen
kanker. En gisterochtend om elf uur was dat gevecht al afgelopen.
Het was vanochtend voorpaginanieuws, want Ockels was niet
alleen de eerste Nederlandse astronaut, maar ook nog eens een aansprekende
pionier die voorop liep op weg naar nieuwe tijden. Met zijn laatste krachten
schreef hij nog een open brief, waarin hij opriep in beweging te komen voor een
menselijke toekomst met liefde voor de planeet en natuur. “Wij zijn allemaal
astronauten op ruimteschip Aarde.”
Zijn dood beroerde me ook omdat ik in 2010 met hem
kennismaakte. We zaten samen op een Amsterdams podium waar we werden geïnterviewd
over onze nieuwe boeken. Het zijne ging over zijn zeven levens en was één
getuigenis van levenslust en optimisme. Ik herinner me de gedrevenheid waarmee
hij sprak en die ook bij de nazit van hem afspatte.
Wat we behalve een nieuw boek ook gemeen hadden, wisten
we nog niet: we zouden allebei met kanker worden geconfronteerd. De mijne houdt
zich na een paar forse ingrepen koest, de zijne is hem nu fataal geworden. Twee
maanden geleden was op de televisie nog te zien met hoeveel elan hij zijn
agressor bestreed. Alle mogelijke reguliere en experimentele middelen zette hij
in, met het idee dat hij nog wel een jaar of twintig had te gaan.
Dat zijn optimisme niet werd beloond, is heel jammer,
maar daarmee leed Wubbo Ockels geen nederlaag. Het gaf hem in elk geval de
geruststelling dat hij elke kans had onderzocht. En het gaf extra gloed en
intensiteit aan de dagen die uiteindelijk zijn nadagen bleken. Zoals hij in
2013 tegen dagblad Trouw zei: “Als toch blijkt dat ik volgend jaar dood ben,
dan weet ik wel dat ik veel leuker geleefd heb.”
En nu dan voor het laatst op reis, naar een verte waar
niemand van terugkeert, de ruimste ruimte, het duister van de eeuwigheid. Ik
sluit niet uit dat hij het machtig interessant vindt.
Foto: Flickr (webted)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten