zondag 31 augustus 2014

Met verlof


Op de tafel die ik tijdelijk tot schrijftafel heb benoemd ligt naast mijn laptop een memo’tje van de verpleging; ‘Dagverlof weekend akkoord.’ Drie woorden die een heel verhaal omsluiten. Na anderhalve maand ziekenhuis en revalidatiecentrum kan ik twee middagjes naar huis om weer even van het echte leven te proeven. Het vooruitzicht stemt me buitengewoon monter; in gedachten schuifel ik thuis al rond tussen mijn roerende en ontroerende goederen en laat me de bijpassende invallen en herinneringen smaken.

Ik heb dus ‘verlof’. Dat woord ruikt klassiek, het zweemt naar andere tijden, voorbij en vergeeld, naar hiërarchieën die niet meer bestaan, van een klasse die het voor het zeggen had en eentje die bevolen werd. Verlof is, geen recht dat in een cao ligt verankerd, maar een gunst die al dan niet wordt verleend door een persoon of instantie die met dat privilege is uitgerust. Een gezagsgetrouwe instelling als de krijgsmacht werkt met verloven. Hetzelfde geldt voor medische instellingen. Een patiënt die met verlof mag, krijgt toestemming van zijn arts om een poosje patiënt-af te zijn en zijn vertrouwde leven te hervatten

 In die zin is de medische wereld nog helder-ouderwets geordend. De arts weet wat goed is voor de patiënt en de laatste voegt zich naar dat oordeel. Het is van een striktheid die in andere maatschappelijke geledingen onbekend of passé is. Weet de burgemeester het per se beter dan de kiezer, heeft de hoogleraar meer gelijk dan de student en heeft de kok het monopolie op smaak? De witte jas van de geneesheer straalt nog  steeds een autoriteit uit, die andere beroepsgroepen tijdens de informalisering en democratisering van de samenleving goeddeels verloren hebben.

Ik denk dat dit samenhangt met de groeiende waarde die wij aan gezondheid hechten. Het indidivu is zo kritisch geworden, dat het vrijwel alleen zichzelf nog als autoriteit erkent . Maar dan moet dat Zelf wel vitaal en  krachtig zijn en komt een zwak gestel slecht van pas. Onze autonomie en onze gezondheid gaan hand in hand. Daarom hebben dokters nog altijd een streepje voor op andere dragers van gezag en kennis.

Neemt allemaal niet weg dat we ons beter voelen naarmate we de witte jassen minder nodig hebben. In die zin zou ik de hele medische sector  wel met verlof willen sturen. Als het effe kan met pnmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd.


donderdag 28 augustus 2014

Verdronken peuken




Op een binnenplaatsje van het revalidatieoord waar ik voorlopig verblijf hangt een opschrift dat deze plek tot Rookpunt proclameert. Er staat een slordige verzameling tuinstoelen rond een paar tafeltjes met volle asbakken, het geheel overhuifd door een royaal afdak. Hoewel niet echt luxueus, heeft het toch een paar duiten gekost, en dat willen de financiers weten óók. Een wandtekst licht toe dat onder andere het VSB-Fonds, de Hartstichting en de Rabobank deze hangplek voor rokers hebben gesponsord.

Het stemt nieuwsgierig. Nu wil ik ook de hele voorgeschiedenis van het Rookpunt kennen. Wie kwam er op het idee, uitgerekend een zorginstelling te trakteren op een rookvoorziening? En hoe kreeg deze empathische geest er allerlei handen voor op elkaar? Want reken maar dat het agendapunt van een pafplek allerlei vergadertafels heeft gehaald: van de revalidantenvertegenwoordiging en de ondernemingsraad tot het vrijwilligersberaad, de afdelingsleiding, het stafoverleg en uiteindelijk de Raad van Bestuur van het Revalidatiecentrum toe. Misschien heeft een alert locaal raadslid van GroenLinks er nog vragen over gesteld, zodat ook het gemeentebestuur zich nog over de kwestie heeft gebogen. En met een beetje geluk kaartte een verontruste bankklant of donor  vande Hartstichting de zaak aan via een kattebelletje in de ideeënbus – of het betuur er wel goed aan deed geld uit de liefdadigheidskas te investeren in een arbitrair doel als een rookpun – en bakte de lokale krant daar een dampend nieuwtje van met als kop: Geld Goed Doel Gaat In Rook Op.


Vervolgens doemen al die besprekingen in al die vergaderzaaltjes voor me op, inclusief de bobo’s die daar het gesprek leiden, de sprekers die altijd en overal het woord nemen, de notoire dwarsliggers en zij die het niet helemaal doorhebben zonder dat hen remt in hun verontwaardiging of enthousiasme. En na zo’n avond in zo’nzaaltje komen de vergaderaars thuis en vragen hun levenspartners argeloos hoe het was, en gaat de vergadering nog een hele poos door.

Jaren later passeert een revalidant het Rookpunt. Het regent zachtjes en de peuken verdrinken traag in de asbakken. Er heerst een klamme stilte vol vervlogen woorden.



dinsdag 26 augustus 2014

Tussen waan en werkelijkheid

Ik ben mijn eekhoorn kwijt. Gisteren vertelde ik een vriend nog hoe er ineens een eekhoorn met een vlammende staart pal voor mijn raam op het grasperkje had plaatsgenomen om daar in alle rust een appel uit het vuistje op te peuzelen. Ik merkte dat ik de anekdote met een zekere trots oplepelde, alsof ik hoogst persoonlijk zowel voor de schoonheid van het diertje als voor de aandoenlijkheid van het tafereel verantwoordelijk was. Ik had er ook aardigheid in, omdat het een fijne anekdote uit een minder fijne wereld betrof, want ik bevond me in een revalidatieoord, Blixembosch, en dat associeert men eerder met pijn en moeite dan met schik in de schepping. In de harde wereld van halters en gewichten smokkelde ik de zachte vacht van een sierlijk klimdiertje binnen. Wat is hardware immers zonder software?

Maar ik dwaal af. Die eekhoorn van gisteren ben ik dus kwijt. Dat komt door een interne verhuizing, waardoor mijn verblijfsruimte in het revalidatiecentrum ineens niet meer grenst aan een onbestemd grasperkje, maar aan een binnenplaats, waar weliswaar een paar bomen staan, maar die niet tot de verbeelding van mooie diertjes spreekt Bijgevolg kan ik die kleine klimmers niet meer te hulp roepen om mijn omgeving warmer en vriendelijker te kleuren.

Want dat is wat we doen, realiseer ik me: we proberen steeds weer een pact te sluiten met de wereld om ons heen in een poging die wat draaglijker te maken. De een vindt zijn werk niet prettig, maar kan het gelukkig goed vinden met de meeste collega’s. Een ander viel de vakantiebestemming tegen, maar ze hadden er wel een boel mooie kerken. Een derde had meer verwacht van zijn huwelijk, maar troost zich met het idee dat elk huisje zijn kruisje kent. Zo  schepte ik genoegen in mijn atletische, sierlijke eekhoorn op een plek waar atletiek en sierlijkheid aan surrealisme grenzen. Allemaal sjoemelen we graaag met waan en werkelijkheid.


We vullen onze soms te barre werkelijkheid aan met onze verbeelding en houden op die manier moed en zin om voort te gaan. Waarom ook niet? Het vermogen tot dromen en fantaseren is te kostbaar om het voor goedkope gemakzucht te verslijten. Wie dat niet gelooft, hoeft het eerste het beste museum, theater of filmhuis maar binnen te stappen. Daar gaan schoonheid en verbeelding hand in hand. Net als soms in de natuur.

zondag 24 augustus 2014

Ik ben er weer


De eerste aanslagen op het toetsenbord na anderhalve maand blogstilte. Aarzelingen: is dit het juist moment om de draad weer op te pakken? Het verlangen is er wel, maar ben ik al fit genoeg voor het wikken en schikken  van woorden en gedachten? Heb ik al voldoende overzicht om de stormen te begrijpen waar ik in verzeild ben geraakt?

Wat de toekomst in petto heeft, weet alleen de toekomst, schreef ik vlak voordat die toekomst zich openbaarde als een dollemansrit langs operatiekamers en afdelingen intensive care, inclusief bijbehorende littekens, en krassen op de ziel.

Kort samengevat: mijn vaten herstelden niet van een ingreep wegens een aneurysma en bleven dichtslibben. Daarom moest er een omleiding worden aangelegd, een moeilijk en riskant karwei, dat weliswaar is gelukt, maar dat me zo overtuigend heeft gevloerd, dat ik er nog steeds van aan het herstellen ben en enigszins verbluft lig te bij te komen van mijn eigen recente geschiedenis.

Het momentele tussenstation is revalidatietuincentrum Blixembosch, waar vervallen spieren weer worden geoefend voor terugkeer naar de normaliteit, althans naar een leven dat eens zo normaal leek en nu zo’nkostbaar goed, een leven met ledematen die het doen en die mijn impulsen en verlangens kunnen bijbenen.

Zal ik schrijven over de uiteenlopende noodlotten die zich aan het voeteneinde van mijn bed presenteerden en te elfder ure toch maar besloten verder te trekken? Over spectaculaire rondleidingen door het naargeestige spookoord van de intensive care met zijn doodlopende stegen en delirische vergezichten? Over momenten en uren van angst, aftakeling en ontreddering? Over gedroomde bezoeken aan een niemandsland tussen leven en dood, waar patienten kalm lagen weg te kwijnen tussen flakkerende waxinelichtjes en ijle nevelslierten? Of over een vermoeidheid die niets anders naast zich duldt en alleen maar rust eist?

Aarzelingen, want in letters gegoten lijkt het allemaal zo larmoyant.



Nee, ik laat het maar bij deze eerste stamelingen. Ik zie wel hoe ik verder ga met deze blog , en of ik nog eens op de voorbije turbulentie terugkom. Voor vandaag wil ik alleen maar zeggen: ik ben er weer. Min of meer.