dinsdag 30 december 2014

Wat een heftig jaar

Het is eigenlijk nog een dag te vroeg, maar ik ben al in oudejaarsstemming. Al een hele poos zit ik voor me uit te staren met zo’n blik die niet het nu ziet, maar die zoekt naar eens en toen. Wat een jaar, mompel ik zonder woorden, en schud bewegingloos het hoofd. Zo heftig, zo moeilijk, zo betekenisvol.

Het begon zo ongecompliceerd. Ik moest weliswaar het ziekenhuis in wegens een uitgestulpte ader, maar dat euvel werd vakkundig opgelost, zodat ik na een paar dagen weer thuis was. Korte tijd daarna werd het leven opgevrolijkt door de geboorte van een piekfijne tweede kleindochter, Mimi.

Maar halverwege het jaar sloegen de vaten opnieuw alarm. Nu bleek er een ader dichtgeslibd. Na een schoonmaakactie verstopte de boel opnieuw, zodat er in allerijl een lange bypass moest worden aangebracht. De operatie was ingewikkeld en riskant en zo belastend voor het gestel, dat ik wel tien dagen op de Intensive Care lag en vervolgens vijf weken lang moest revalideren. Het kostte me mijn zomer en bijna mijn hachje.

Sindsdien gaat het leven in een slakkengangetje. Soms stemt het verlies aan kracht en energie wat mies, dan weer ben ik blij dat ik de aanslag op lijf en leden toch maar mooi heb overleefd. Het is het bekende getij van het leven, het eeuwige heen en weer van geboorte en dood, van opgetogenheid en melancholie, van een lach en een traan, maar dit jaar gingen de golven hoger en dieper dan gewoonlijk. Wat een jaar, mompel ik nog eens zonder woorden.


Morgen neemt dit jaar afscheid met een begrafenis. Tine, moeder van een dierbare vriendin, is tijdens de eerste sneeuwnacht van het jaar overleden. Dat is verdrietig, omdat ze nog maar zeventig was. Het is ook goed, omdat het een einde maakte aan de pijn die haar levenseinde verduisterde. Ook boven haar graf wiegt het leven zijn ja’s en nee’s, zijn vraag- en uitroeptekens. En wij wiegen maar mee, mistroostig en blij, bang en hoopvol, moe en levenslustig, voor de zoveelste keer op weg van Oud naar Nieuw.

maandag 22 december 2014

Het geluk van Eindhoven



Het Parktheater en Fontys Hogescholen gaan samen vaststellen, welke plekken inwoners van Eindhoven gelukkig maken. Een en ander gebeurt in het kader van een internationaal onderzoek naar hapspots onder supervisie van de Belgische ‘geluksambassadeur’ Leo Bormans. Dat lees ik op de site van het Parktheater

In zijn thuisland België heeft Bormans al tal van zulke locaties geïnventariseerd. Een puike plek in Antwerpen, bijvoorbeeld, is te vinden op zes kilometer van de kathedraal, in Hoboken, nabij de Schelde. Daar ligt een natuurgebied waar vossen, reeën en bunzings wonen, honderden plantensoorten bloeien en alleen al tweehonderd soorten nachtvlinders rondfladderen. Er huist ook een vliegje dat nergens anders ter wereld is gesignaleerd en daarom naar zijn biotoop is vernoemd: Pseudonapomyza Hobokensis. Wel een plek om het naar je zin te krijgen.

Het zette me aan het denken over de ‘hapspots’ van mijn eigen Eindhoven. De eerste die me te binnen schiet, is een plek waar ik tijdens een blokje om steevast van mijn fiets stap, en ligt bij een zwierige lus in de Kleine Dommel nabij de Boutenslaan. Er staan twee bankjes klaar, en terecht, want hier wil je wel even verwijlen. Zo bevallig als het riviertje hier zijn dansje maakt, zo tref je het niet vaak, en al helemaal niet midden in een stad. Het lijkt precies te kloppen, ook zonder dat je de regels van het rivierdansen kent. Dat idee, gevoegd bij de harmonie en de stille esthetiek, brengt de kijker al gauw in een serene stemming, die je misschien wel geluk mag noemen.

Een andere afstapplek kent ook bankjes, maar is veel stadser. Die bevindt zich halverwege de Torenallee op Strijp S, voormalig industriegebied en nu aan het uitgroeien tot gewilde woon- en werkplek van creatief Eindhoven. Sinds fotograaf Jos Lammers en ik er jaren rondzwierven voor het maken van een boek, ben ik eraan gehecht geraakt, aan dit amalgaam van stoere gebouwen, strakke lijnen, oude inzichten, nieuwe ideeën, arbeiders, nerds, kunstenaars, dynamiek en verbeelding. Telkens als ik er ben, wenkt een bankje en tracteert het op verhalen van toen en nu. Op het fascinerende lijnenspel van de industriële monumenten. Op de jonge gevorkte platanen die de brede middenberm van de Torenallee opvrolijken en daar het proza van al dat witte beton aanvullen met groene poëzie. Hier kun je een half uur op een bank zitten en het idee krijgen dat je heel wat hebt meegemaakt.


Twee puike plekken, twee soorten stadsgeluk. Voila, meneer Bormans.

donderdag 18 december 2014

Weer om je te verhangen



Wat een weer. Het is grijs, nat en hopeloos aan de andere kant van het vensterglas. En niet eens als gevolg van een fatsoenlijke plensbui, maar van de futloze miezer die nu al uren uit het grauw druipt. Weer om je te verhangen.

Ik heb geen aanvechtingen in die richting, maar als ik uit het leven zou willen stappen, zou ik daar geen stralende, zonovergoten dag voor uitzoeken, maar een kleurloze, niksige wegwerpdag als vandaag (en gisteren, en morgen), zo’n dag die nergens voor deugt, behalve voor drama. Ik zie een drom mensen voor me bij de uitgang van een fabriek. Het schemert, ook al is het midden op de dag, en dunne regen vult de plassen. Ze mompelen boos en verbouwereerd, die mensen, want ze zijn net ontslagen, overcompleet, overbodig, te duur, en ze sjokken mompelend door de plassen terug naar hun huizen en vragen zich af hoe ze straks de hypotheek nog zullen betalen. Zo’n dag.

Wel een dag om cadeau te doen aan geharde positivo’s. Hopelijk knappen ze ervan op en drenst en druilt het genoeg om die instant blijdschap van hen tot reële proporties terug te brengen. Goede kans dat er eentje eindigt aan een boomtak met een afscheidsgedichtje in zijn zak: Altijd maar het positieve / Kan mij nu niet meer gerieven.

Trouwens: eigenlijk is het niet ééns een dag om je te verhangen, want zo’n actie zou de dag nog iets melancholieks geven, een zweem van zwarte romantiek, de heroïek van de dichter die aan het leven lijdt en in de regen zijn eigen dichterlijke tranen herkent. Daar is deze vreugdeloze dag te vaal, te loos voor.


Maar let op, de kortste dag van het jaar is nabij en daarmee ook het keerpunt. Op 21 december scharnieren we alweer de winter uit, de lente tegemoet. Ik heb er nu al zin in.

woensdag 10 december 2014

Ultra hip: de trampolinekerk


Nou gaan ze van een kerk bij mij in de buurt een trampolinehal maken. Ik las het in het plaatselijk sufferdje en was even van slag. Vanaf half januari 2015 wordt de Eindhovense H.Hartenkerk verhuurd aan het bedrijf SuperjumpXL, dat zijn bezoekers gaat trakteren op  55 trampolines om zich te bekwamen in de backflip en de squatjump.

Volgens de site van SuperjumpXL is springen in een trampolinekooi ‘helemaal hot’en ‘ultra hip’. Het fenomeen is overgewaaid uit – het zal ook eens niet – Amerika, waar elke stad wel een trampolinepark kent. De springhallen trekken zowel mensen die er komen fitnessen of sporten (in een variant op trefbal), als kinderen die er hun verjaarspartijtje houden.

Dat vind ik nou een lastig nieuwtje. Goed, de kerk stond al anderhalf jaar te wachten op een nieuwe bestemming, nadat het aantal godshuizen in Eindhoven wegens teruggelopen kerkbezoek sterk was ingekrompen. Die nieuwe bestemming is er nu dus, en nog helemaal hot en ultra hip óók. Het had slechter kunnen uitpakken: als  gokhal, uitdragerij of hamburgerknaller.

Toch zit het me niet helemaal lekker dat een eeuwenoud instituut voor geest en ziel moet wijken voor een laatste nieuwtje op het gebied van lichamelijk vertier. De tijdgeest heeft meer op met het profane dan met het sacrale, is meer van het doen dan van het denken en zoekt het liever aan de oppervlakte dan in de hoogte en de diepte. Die kentering ten opzichte van vorige generaties zagen we aanvankelijk aan voor progressief en bevrijdend. Maar langzamerhand vraag ik me af, of we er wel op vooruit gaan als we ons voortdurend maar van inzichten en gebruiken bevrijden.

Voor mij schuilt er nog steeds een zekere ontroering in zo’n irrationeel bouwwerk op de duurste meters van de stad, waar de eeuwen geeuwen en de mysteries misten. Zelfs al ga ik er niet naar binnen, dan nog weet ik dat achter die zware deuren de stilte woont, waarin bezieling en troost gedijen. Achter sommige van die zware deuren, weet ik nu, wordt die stilte verjaagd door de zware ploffen van trampolinespringers en de zware bassen van de begeleidende muziek, en dat stemt me wat melancholiek. En daar hebben ik en al die andere godverlatenen nota bene zelf de kiem voor gelegd. Ik hoor Satan schateren.



zaterdag 6 december 2014

Trap op, trap af met Paul en Menno de Nooijer



Ik denk dat ik het beeld al zo’n dertig jaar ken, en toch frappeert het me weer. Vijf mensen naast elkaar in een trappenhuis waar de ene trap omhoog en de andere omlaag voert. Op de achtergrond een heel hoog venster waardoor daglicht naar binnenvalt. De vijf heffen allemaal het been om een volgende trede te nemen. Met hun neuzen in de lucht en de blik op plechtig is het alsof ze manhaftig in gelid de trap op willen marcheren.

En daar vliegt het tafereel ineens de bocht uit, want de drie rechts in beeld gaan de trap niet op, maar áf. Zij lijken zich vreselijk te vergissen. Hun gestrekte benen zweven boven de diepte van het trapgat. De kijker houdt zijn hart vast. Zo dadelijk maken ze een doodsmak en geen van de drie die het in de gaten heeft. Pas op! zou je ze willen toeroepen, die trap gaat omláág!, maar het lijkt al te laat, het onheil hangt loodzwaar en onafwendbaar boven het trappenhuis, dit moet wel fataal aflopen. Op de foto is het allerlaatste dreigende moment vastgelegd. Een bevroren tel gevaar.

De foto (titel: Upstairs, downstairs) hangt in het Eindhovense cultuurhuis Natlab en maakt deel uit van een grote overzichtstentoonstelling van de fotowerken van Paul en Menno de Nooijer, die daar morgenmiddag 7 december wordt geopend. Voorafgaand aan de opening voeren vader en zoon De Nooijer samen met drie muzikanten de multimediavoorstelling Half the Horizon op. Voor die productie heb ik op deze plek al eerder reclame gemaakt, onder meer omdat ik eraan heb meegewerkt.

Ik heb dus emotionele aandelen in Paul en Menno en kan daardoor niet goed objectief naar hun werk kijken. Maar heel wat beelden pakten me al beet lang voordat ik bij Half the Horizon betrokken raakte. Waaronder de beschreven trappenhuisfoto. Ik zie er een verbeelding in van het eeuwige menselijke geploeter. We doen ons best en stappen manmoedig de dag van morgen tegemoet, maar goede kans dat we radicaal mis stappen met alle builen en schrammen vandien.


Over die builen en schrammen gaat het ook tijdens de voorstelling in het Natlab. En gelukkig evenzeer over schoonheid en bezieling. Want die vormen de andere helft van de horizon.

donderdag 4 december 2014

Youp is niet meer te genieten



Beschrijf ik net hoe tevreden ik ben met mijn nieuwe elektrischefiets, komt Youp van ’t Hek vertellen hoe erg ik ben. Nog erger dan een Bucklerdrinker. Nee, nog veel erger!

Hij zei dat bij Radio Veronica, waar luisteraars de cabaretier en columnist vragen mochten stellen. Het was me glad ontgaan, maar ik werd erop geattendeerd via de site van HP/De Tijd.

Een luisteraar vroeg hem wat hij ervan vond, dat het alcoholarme biertje Radler een zekere populariteit geniet. De vraag werd natuurlijk gesteld omdat Van ’t Hek ooit het vergelijkbare drankje Buckler met succes heeft afgebrand. Dat succes was maar betrekkelijk, aldus Van ’t Hek bij Veronica, want ‘nu is godverdomme het hele land aan de Radler. Dat is nog veel erger. Het is een soort citroenpriklimonade. En alle mensen die Radler drinken, dat zijn ook mensen die elektriek fietsen – zó erg is het. En dat zijn van die echtparen en die zijn in Drenthe en die gaan dan een stukje rijen met elkaar, liefst twee echtparen tegelijk, en daarna nemen ze een Radlertje. Nou, volgens mij kan je beter zelfmoord plegen dan dat je aan de Radler gaat.”

Ofwel: als je zo diep bent gezonken dat je je in het openbaar op een elektrieke fiets durft te vertonen, dan heb je al je waardigheid verloren en kun je maar beter een eind maken aan je sneue bestaantje.

Haha, die Youp! Onze nationale levensgenieter trekt weer eens van leer tegen de gezapigheid.

Maar intussen. Intussen serveert meneer iedereen die wat minder vitaal is, honend af als loser en kampioen van de lulligheid.


Man, ga toch fietsen, besloot ik een vorig kritisch stukje over ’s mans kijk op mens en maatschappij. Dat neem ik helemaal terug. Ik moet er niet aan denken hem ergens op het fietspad tegen te komen. Dat levensgenieten van hem is niet meer te genieten.