donderdag 28 april 2016

De peperdure paperclips van Europa


Een lid van het Europese parlement krijgt 4320 euro per maand voor ‘kantoorkosten’, lees ik vandaag in het AD. Waar een parlementariër dit bedrag aan uitgeeft, wordt niet gecontroleerd. Dat zou namelijk teveel kosten.


Als ik zo’n bericht lees, krijg ik altijd kriebels op plekken waar het nooit kriebelt. Er licht iets op van een wereld waar ik bijna niets van weet, behalve dat het laatste waarschijnlijk maar goed is ook. Een wereld van kantoortorens met spiegelende gevels waarachter burelen en vergaderzalen schuilgaan. Door de gangen van die gebouwen lopen mensen in grijze en donkerblauwe pakken en mantelpakjes, op weg naar een bespreking over onderwerpen waar niemand van wakker ligt, ook zij zelf niet, en die toch tot eindeloos veel memorandums, interim-verslagen, voortgangsrapportages, discussienota’s, evaluaties, concepten, herziene versies en definitieve herziene versies leiden. Allicht dat daar geweldig veel nietjes, paperclips en insteekhoezen aan te pas komen en dat een beetje Europarlementariër duizenden euro’s per maand aan kantoorkosten heeft.


Wat óók kriebelt, is de vraag naar het resultaat van al dat gepraat en gedoe onder de airco’s van Brussel en Straatsburg. Maanden, soms jaren van onderhandelingen, intriges, gelobby, gemarchandeer, trucs, achterkamertjespolitiek, gemonkel bij de koffieautomaat, compromissen, nederlagen en overwinningen, monden uiteindelijk uit in een gezamenlijk ondertekend document: bijvoorbeeld een Europees Keurmerk, of een Europese Richtlijn.


Maar dan hèb je ook wat. In HP/De Tijd gaf ik vier jaar geleden het voorbeeld van een opblaasbaar speelgoeddolfijntje, waarmee kleine kinderen in het water kunnen spelen en dat ik had aangeschaft ter wille van het levensgeluk van een zeer naaste kleuter. Een hele flank van dat 23 centimeter lange speeltje bleek bedrukt met een doodernstige waarschuwing in kapitalen. Het dolfijntje mocht alleen worden gebruikt UNDER COMPETENT SUPERVISION. Het was beslist geen LIFESAVING DEVICE. Maar verder voldeed het aan alle eisen van het Europese Keurmerk CE (Conformité Européenne).


Ik zag de CE-vergaderingen al voor me: de voorbereidingen, uitgangspunten, concepten, amendementen, lobby’s, kongsi’s, reisdeclaraties, laptops, vergadertafels, wandelgangen, koffiekannen, stempels en archiefkasten. Allemaal voor mijn dolfijntje, ach toch. Maar vooral dwaas.


Zo heb ik thuis ook nog een huishoudtrapje met namens Europa de dringende waarschuwing dat het noch achterstevoren, noch met naaldhakken beklommen mag worden. Ik doe niet anders meer.

zondag 24 april 2016

Huisje Godverdegodver (2)

Helaas: mijn plan om hier een Bed & Breakfast voor positivo’s te beginnen is gestrand. Ik kreeg geen enkele aanmelding voor Huisje Godverdegodver, waarvan ik onlangs de opening aankondigde.

Het leek zo’n succesformule, een plek waar té blije mensen gegarandeerd van hun probleem afkomen. Ik dacht: luister dag in, dag uit naar de hamer, klopboor, frees, beitel en schoefmachine van mijn buurman en je bent in een vloek en een zucht ontblijd. Maar daar blijkt de markt dus nog niet rijp voor.

Vandaag – zondag, rustdag – begon buurman aan zijn zevende herrie week. Twee zonen kwamen hem helpen, zodat de muren er extra enthousiast van langs kregen. Ik stond op het punt me uit machteloze ergernis de haren uit het hoofd te trekken, toen ik ineens het licht zag. Als een flits bliksemde het door mijn brein: buurman bedoelt het helemaal niet zo kwaad, integendeel, hij geeft mij een lesje levenskunst, gratis en voor niks.

Want als ik hier wil blijven wonen, zit er maar één ding op, en dat is adaptatie. Ik moet leren leven met mijn nieuwe situatie. Proberen me af te sluiten voor geluiden en af te dalen in de stilte van het innerlijk. Proberen ergernis om te zetten in energie en in woede scheppingskracht te vinden. Al dat hameren klopt op de deuren van mijn verbeelding, alle geboor spoort aan tot verdieping. Ja! Juist!

De bouwvakker hiernaast reikt de filosoof in mij de hand. Afbraak is de voorbode van de opbouw en in die zin constructief en bemoedigend. Willen we niet allemaal vooruit in het bestaan? De dingen mooier en beter maken? Is het niet onze kosmische opdracht immer vooruit te leven en vandaag al te bouwen aan de dag van morgen?

Ik word steeds dankbaarder, want nu dringt tot me door dat hinder subjectief is. Als ik me er niets van aantrek, ervaar ik geen overlast meer. De oude Stoïcijnen leren dat we maar het best kunnen aanvaarden wat het universum zoal in petto heeft, want dat brengt ons rust en maakt ons gelijkmoedig en onverstoorbaar. Op www.filosofie.nl lees ik: ‘De Stoa maakt ons erop attent dat het niet de dingen zijn die ons van streek maken, maar onze opvattingen over de dingen.’

Dat is dus waar Buurman onvermoeibaar op hamert. Mijn gemoedsrust. Mijn geluk. Het is pure naastenliefde.




vrijdag 22 april 2016

Morgen vier ik Bekijk Het Maar Dag

Krant uit, koffie op, computer aan, mail binnenhalen, social media checken. ‘Prettige Dag van de Aarde, Matt!’roept Facebook me monter toe. ‘Denk vandaag na over onze impact en zorg voor een positieve verandering.’

Wat nu weer? Meen ik aan wat wissewasjes van vrienden en bekenden te beginnen, krijg ik meteen de ernst des levens voor mijn kiezen. Of ik me maar wil verdiepen in wat wij mensen de planeet aandoen en in één ruk door wil bewerkstelligen dat het allemaal alsnog goed komt. Toe maar! Hoe laat moet het geregeld zijn? Is het erg als het vijf minuten later wordt?

‘Prettige Dag van de Aarde, Matt!’ Wie spreekt me zo toe? Is dat Facebookoprichter Mark Zuckerberg zelf? Heeft die daar dan tijd voor? Is hij zelf niet druk met het overdenken van onze impact en de zorg voor een positieve verandering?

Hoe dan ook, Mark mag het misschien niet te druk hebben, ík wel. Het was me ontgaan dat het vandaag Dag van de Aarde is, omdat ik al zoveel omhanden heb. Voor mij is het namelijk tevens de Dag van de Lastige Longen, de dag van het hijgen, het piepen, het inhaleren het slikken, de pauzes en de grenzen. Voor morgen geldt hetzelfde, et cetera.

Ook is het de Dag van de Lastige Beenzenuw, de Dag van de Duizeligheid, de Dag van de Spierzwakte. de Dag van de Bekkenbodem. de Dag van het Lymfoedeem, de Dag van de Bloedvaten, de Dag van de Dreigende Botontkalking en de Dag van de Sluimerende Prostaatkanker. Ook voor deze dagen geldt voor morgen hetzelfde, et cetera.

Gisteren was het Secretaressedag –glad vergeten, verdorie. Net als pas nog Gezondheidsdag, de Dag van de Stilte, de Dag van de Filosofie, de Dag van de Finse Taal en Kussengevechtdag. Binnenkort staan nog de Dag van het Boek, de Dag van het Intellectuele Erfgoed en de Dag van het Naakt-Tuinieren op de agenda.

Ik doe nergens meer aan mee. Vanaf morgen vier ik dagelijks Bekijk Het Maar Dag.















maandag 18 april 2016

My way

Een van de aantrekkelijke kanten van het schrijverschap is dat je er eeuwige roem mee kunt verwerven. Zo verkeer ik op mijn werkkamer in het illustere gezelschap van Vondel, althans zijn van een Neerlandicus geërfde buste, het versteende bewijs dat de pen tot de literaire hemel kan leiden. Naar Vondel is zelfs het bekendste park van Nederland genoemd en elke stad kent wel een Vondelstraat.

Nu is een roem als deze wel van het postume soort, want onze dichtersvorst heeft daar bij leven geen plezier aan beleefd. Dat vind ik jammer. Ik zou het diverse schrijvers – en andere kunstenaars – graag gunnen dat ze na een lovend woord van de wethouder van cultuur, tevens locoburgemeester, nog eens een fles champagne stuk mochten gooien tegen hun eigen straatnaambordje.

Omdat het wel tot Sint-Juttemis zal duren aleer het zover is, áls het al ooit zover komt, heb ik het initiatief maar naar me toegetrokken en een eigen bordje ontwikkeld. Ik had het klaar willen hebben bij het verschijnen van de tweede druk van mijn veelgelezen bundel De man voor het raam, maar op dat moment was ik er nog niet uit of ik een straat of iets anders met mijn naam zou optuigen. In eerste aanleg had ik een boulevard in gedachten, omdat ik graag mag flaneren, zeker sinds ik een stok bezit, en flaneren doet men op boulevards. Maar bij een boulevard hoort zee, en die mist Eindhoven nu eenmaal.

Een laan had natuurlijk ook gekund, maar die vond ik ineens zo pretentieus, net als een park of een singel – in wezen ben ik maar een bescheiden mens, ook al wek ik niet altijd die indruk. Een steeg is eigenlijk wel genoeg. In mijn reisverhalen zwierf ik daar ook altijd het liefst rond, door stegen en krochten, vaag verlicht door vaal lantaarnlicht dat lange schaduwen om zich heen wierp, tekenen van andere, nog geheime levens. Een achterommetje was misschien ook een idee. Daar had ik al eens een beschouwing over geschreven als inleiding op Herman Wouters’ mooie fotoboek Brandgang. Of een paadje. Johan, een oude vriend van mij, woonde ooit aan een Paadje, dat vond ik wel wat hebben. Maar het Matt Dingspaadje, nee, dat oogt op de een of andere manier toch niet.


Zo ben ik uitgekomen bij het Matt Dingspad. Daarvoor heb ik een wandelpad langs de Dommel in gedachten, waarvan ik de precieze locatie nu nog niet kan bekendmaken. Onthulling bij verschijning van de derde druk. 

zaterdag 16 april 2016

Moeten we onze rotzakken omhelzen?

Vandaag maak ik het mezelf moeilijk: ik ga eens schrijven over problemen. Geen fijn onderwerp. Mensen geven niet graag toe dat het leven hen af en toe erg dwars zit. Baan onzeker, relatie een zesje, een salaris dat de rekeningen niet kan bijbenen en ook nog eens pijn in de linkerschouder – maar vraag hoe het gaat en het antwoord klinkt steevast zonnig. Wie werkloos wordt, is op zoek naar ‘een nieuwe uitdaging’. De kankerpatiënt is geen slachtoffer, maar een held die keihard strijdt voor zijn overleving. Problemen zijn er om opgelost te worden.

Natuurlijk, je kunt beter niét dan wél bij de pakken neerzitten. Het is verstandiger naar een oplossing van je moeilijkheden te zoeken dan erin te zwelgen. Maar zo’n oplossing begint bij de erkenning van het probleem. Dat klinkt gemakkelijker dan het is. Als ik eens stilsta bij mijn haperende gezondheid, voel ik al snel de neiging voort te gaan, weg van die moeilijke gevoelens, weg van de regen en de mist, dóór naar de horizon waar de zon weer schijnt en de monterheid de somberheid de baas is.

En toch geloof ik dat het heilzaam is, de bui zo nu en dan maar eens uit te zitten en de frustratie, de boosheid of het verdriet toe te laten. Het een lukt niet meer, het ander evenmin, dít gaat amper, dát is minder, die longen, die spieren, die onrustige cellen, wat moeilijk toch, wat verdrietig. Zoals een moe lichaam om rust vraagt, zo wil een belast gemoed een zucht kwijt, een vloek, een snik. Het is de stoom die van de ketel moet.

Daarmee zijn de problemen niet zomaar opgelost, want sommige problemen láten zich niet oplossen. Het zijn rotzakken, leedbezorgers, chagrijnverwekkers, obstakels en valkuilen op je levensweg. Maar het zijn wel jóuw rotzakken et cetera en je zult het ermee moeten doen.

Embrace the ugly, stond hier laatst op een parkeergarage gekalkt. Ik schreef daar een stukje over, vond het wel een prikkelende gedachte, maar was het er toch niet helemaal mee eens. Moeten we onze rotzakken omhelzen? Ook dat gaat me te ver. Maar hen een plaats geven, als ze toch blijven, is wel een idee.


maandag 11 april 2016

0251 man, 66, zkt vriendin

Daten via de krant komt niet veel meer voor, want voor het leggen van nieuwe contacten is internet sneller en handiger. Maar ze zijn er nog, de klassieke advertenties. De zaterdagkrant telde er nog een paar, waaronder dit fascinerende exemplaar; 0251 man, 66, zkt vriendin.

Voor zo’n bondige annonce komen we nog heel wat aan de weet. Allereerst dus dat het om een man van 66 gaat. En ook dat hij resideert in Uitgeest, want daarvan is 0251 het netnummer. Kennelijk mocht de advertentie niet teveel kosten. De vermelding ‘0251’ is namelijk korter dan’ Uitgeest’ en ‘zkt’ in plaats van ‘zoekt’ scheelt ook weer twee letters. Hieruit kunnen we opmaken dat hij krap bij kas zit, of een vrek is, of iemand die het no nonsense-denken tot levenskunst heeft verheven.

Verder leren we dat de man wel heel dringend om een vrouw verlegen zit. Elke potentiële vriendin is welkom, dik of dun, reuzin of dwergje, coupe asjemenou of helaas, autochtoon of Eskimo, bitch of doetje, 66, 31 of 93 jaar jong. Ze mag kinderloos zijn, maar ook zeven dochters en dertien katten hebben. Of ze de Here vreest, in Allah gelooft of de hekserij is toegedaan, maakt niet uit. Ze mag vegetariër zijn of graag spareribs eten, haar maagdelijkheid koesteren of van SM houden, een obsessie met strijken hebben of overtuigd slons zijn, het is allemaal best. Als hij maar aan een vrouw komt. Je kunt dat ruimdenkend noemen, maar ik hou het op wanhopig.

Bij nader inzien lijkt onze Uitgeestenaar me extreem verlegen. Dáárom was zijn advertentie zo beknopt. Wie wil er nou weten dat hij boekhouder was, net met pensioen, alles weet over treinen, twee keer per week zwemt en alleen is sinds zijn scheiding, acht jaar geleden? Nooit vraagt iemand hoe het gaat, ook zijn vrienden niet, want die heeft hij niet, niet meer. Dus maar geen details, daar zit niemand op te wachten.


Maar het zou fijn zijn als hij nou eens een vriendin kreeg, zo voor af en toe, niet eens voor je weet wel, maar meer voor een beetje gezelligheid, want alleen is maar alleen. Ze hoeft niet mooi te zijn, of bijzonder, want dat is hij zelf ook niet. Gewoon: man zkt vrouw. Per contactadvertentie. Als er niemand reageert, is dat maar zo. Dan heeft hij het in elk geval een keer geprobeerd.

vrijdag 8 april 2016

Kom ontblijen in Huisje Godverdegodver



Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.
Klopklopklopklopklop.

Zo klinken mijn dagen nu al dik drie weken. Eerst dacht ik dat een van de buren een lambrisering aan het spijkeren was en dacht ik er met een paar dagen overlast vanaf te komen. Bij nader inzien bleek dat buurman alle stuc van de muren van zijn woonkamer, gang en trappenhuis af stond te bikken. Met hamer en beitel, klopklopklop, de godganse dag, af en toe onderbroken door een boorhamer en een freesmachine, vandaag als ik het goed heb voor de 24ste dag. Zonder aankondiging, toelichting of verontschuldiging, want daar is buurman niet van. Het is zijn huis en hij doet wat hij wil; wie zich eraan stoort, moet maar ergens anders gaan wonen.

Wonderwel raak ik er niet gedurig van uit mijn hum, maar er zijn momenten dat de ontoerekeningsvatbaarheid nabij is. Zoals vanmiddag. Dan zit ik grommend en met rollende ogen te broeden op tegenacties van de naarste soort, zó gemeen dat ik het niet durf te beschrijven, want anders keren zelfs de trouwste lezers zich nog hoofdschuddend van me af. Maar ja, tussen droom en misdaad staan wetten in de weg en ook praktische bezwaren.


Maar nu heb ik toch iets bedacht. Ik open een bed & breakfast voor té positieve mensen. Kunnen ze met hulp van de belendende Familie Decibel hier komen ontblijen. Binnen 48 uur resultaat verzekerd. Wordt waarschijnlijk vergoed door de ziekenfondsen. De naam van onze B & B heb ik al: Huisje Godverdegodver. Voor logies dat klopt.

dinsdag 5 april 2016

Zo gaan die dingen

In de wachtkamer van de huisarts was ik de enige patiënt, tot een gezette man van een jaar of vijftig binnentrad. Hij begon al te praten nog voordat hij een stoel had betrokken en hield daar ook niet meer mee op. Verkouden dat hij was, snipverkouden, het zat helemaal dicht. Dat kwam, hij had van een ander z’n glas gedronken en die was ook snipverkouden geweest, vandaar. Zo had hij altijd wel wat, als het ’t een niet was, was het ’t ander wel, niet normaal meer. Arbeidsongeschikt was hij ook al,49 jaar en afgekeurd. Hij kon wel werken, daar niet van, van alles kon-ie, met auto’s bijvoorbeeld, uitdeuken, oplappen, noem maar op, maar ze wouen ‘m niet meer, hij was te oud. En nou z’n moeder was ook nog overleden, drie maanden geleden. Een verdriet dat hij daar van had, verschrikkelijk gewoon. Hij was de jongste van twaalf kinderen, een nakomertje, dan tikt zoiets extra aan. Na zijn moeder d’r dood was hij gaan drinken. En niet zo’n beetje ook. ’s Morgens vóór het douchen al vier halve liters, hij schaamde zich kapot. Het vocht ging al in zijn benen zitten, kijk die enkels eens, veels te dik, daar liep hij ook al voor bij de dokter. Maar ja, geen gezin, blijf dan maar eens van de drank af. Dat wil zeggen, een dochter had hij wél, maar die zag hij nooit, ook zowat.

Ik knikte af en toe maar eens en mompelde ‘een mens kan wat meemaken’ en ‘je hebt het niet voor het uitzoeken’ en meer van die wijsheden. Ze komen wel van pas als een wildvreemde je ongevraagd trakteert op allerlei intimiteiten. Je wilt dan niet onverschillig reageren, maar de prater ook niet aanmoedigen met vragen of meelevende terzijdes, en daarom doe je maar een greep uit de pot met loze frases. Dat hou je toch. Het is niet anders. Je moet toch wát. Zo gaan die dingen. Zo is er altijd wel wat. Zo krijgt ieder zijn portie. Zo zie je maar weer. De ene mens is de andere niet. Het zal wel ergens goed voor zijn. Wat komt, dat komt. Dat zeggen ze tenminste. Je zal ze de kost geven. Niet niks allemaal. Maar we mogen niet klagen. Er zijn ergere dingen. Komt goed.

Behalve een tikje mal, vind ik het ook wel aandoenlijk dat mensen elkaar zulke woorden toespelen. Het zijn passe-partouts, zalfjes voor divers gebruik, uit het leven gegrepen, goed bedoeld, met een snuifje begrip en een vleugje troost. We laten merken dat we de ander gehoord hebben. En begrepen. En dat we zelf ook wel eens. Omdat nu eenmaal. Of we willen of niet. Zo gaan die dingen. Toch? 



zaterdag 2 april 2016

Alain de Botton en het sprookje van de liefde

Dat lees ik niet vaak: een interview dat me van het eerste tot het laatste woord boeit. Meestal zakt zo’n verhaal ergens in en raakt het me kwijt, maar niet dat van Alain de Botton, vandaag in de Volkskrant. Hij pakte me al bij zijn eerste boek, Proeven van liefde uit 1993, en nu zijn veertiende of vijftiende verschijnt, Weg van liefde, blijkt hij nog steeds de moeite waard.

De Britse filosoof is gefascineerd door het onderwerp liefde: het duikt keer op keer op in zijn werk. Hij cirkelt er omheen, duikt erin, kantelt het, houdt het ondersteboven, keert het binnenstebuiten en blijft verbaasd hoezeer het mensen in zijn greep heeft. We kunnen nóg zoveel butsen, schrammen, builen en sneeën oplopen, het ideaal van de liefde houdt zijn onweerstaanbare glans.

Maar we moeten er wel mee oppassen, zegt De Botton in zijn nieuwe boek, want het brengt ons in de war. Dat komt doordat we er te romantisch over denken. Dan doelt hij niet op zwijmelen bij kaarslicht, maar op hoge verwachtingen. Liefde moet perfect zijn en anders klopt er iets niet. We zijn gaan geloven in het sprookje van het Grote Geluk en weten ons geen raad als de werkelijkheid zich daar niet aan houdt. Dat is voor gewone mensen veel te ambitieus, vindt De Botton. We moeten af van het geloof in volkomen geluk. ‘Niemand is perfect. Sterker: we zijn allemaal een beetje gestoord. Ik vind mislukking al heel lang een interessant thema.’

Hij stelt ook dat we ons in onderlinge verhoudingen meer zouden moeten gedragen als tegenover onze kinderen, van wie we veel meer kunnen hebben dan van volwassenen. Als een kind zich onprettig gedraagt, zoeken we naar verklaringen en stellen we ons geduldig en genereus op. De liefde voor een kind is onbaatzuchtig, vraagt niets terug. ‘Ik denk dat je van kinderen een beter mens wordt, of kan worden: je leert geduld te hebben, je leert te vergeven.’ Zoals je ook van een romanschrijver kunt leren door uiterlijkheden heen te kijken en sympathie met moeilijke personages te krijgen.


Ik sla de krant dicht en peins wat voor me uit. Minder verwachtingen, minder frustraties, minder ergernissen, meer geduld. Goed idee, ga ik proberen. Mits ik een uitzondering mag maken voor ál te ergerlijke types. Die Jan Roos van het Oekraïnereferendum, bijvoorbeeld. Trump. Erdogan. En nog een stuk of tachtig anderen.