Nu een geletterd man als Remco Campert er rond voor
uitkomt, kan ik het ook wel bekennen: ik kan geen boek meer lezen. ‘Boekenmoe’
noemt Campert het. Een slepende ziekte. De stapel ongelezen proza naast zijn
bed getuigde ervan. Niettemin bleef de stapel groeien, want ook al zou het
meeste wel nooit meer gelezen worden, hij bleef wel boeken kopen. “Ik hoop nog
altijd op genezing.”
Ik las zijn Volkskrant-column dit weekeinde alsof ik naar
de zucht van een lotgenoot luisterde. Boekenmoe – het was precies het juiste
woord. Hoe vermaard een schrijver ook is, hoe juichend de recensies van zijn
nieuwste roman, hoe aantrekkelijk titel en vormgeving, het idee dat zich achter
het omslag 227 pagina’s of erger uitstrekken, put je bij voorbaat al uit. Je
voelt je een wielrenner aan de voet van de Mont Ventoux, de benen vol lood en
de longen al leeg voordat de pedalen maar één keer rond zijn geweest.
In het waarom van de boekenmoeheid zullen we verschillen.
Bij Campert (1929) zal de leeftijd zijn tol eisen, bij mij ondervindt de fictie
te veel concurrentie van de werkelijkheid. Als de gezondheid een wankelend
bestaan gaat leiden, dringen de witjassen met hun scalpels en stethoscopen zich
vóór de muzen en de minstrelen. Het lijf vraagt om pleisters en pillen; het
hoofd is vol vragen, twijfels, vrees en hoop; er is te veel onrust om zin te
hebben in vertellingen over andere levens. Het Boekenweekgeschenk wil gelezen
worden, maar Tommy Wieringa’s Dit zijn de
namen óók, net als Julian Barnes en Erwin Mortier en de biografie van J.C.
Bloem. Maar nog vóór al die bladzijden vragen de jongste hoofdstukken van mijn
eigen verhaal om lezing en herlezing. Ze bieden volop lol en leed, zon en
duisternis, eindigheid, verandering, deceptie, opluchting, sensatie, pijn,
last, liefde, kracht en zwakte: de vaste ingrediënten van elke roman.
Boven op mijn boekenstapeltje ligt nota bene Remco
Campert met zijn Hôtel du Nord. Hij zal het me wel vergeven dat ik aan zijn
jongste boek nog niet ben toegekomen, ook al telt het slechts 135 pagina’s.
Ik sla het open en lees een willekeurige passage: Ze ‘hokte’ in Antwerpen ‘samen’, zoals haar
in de steek gelaten man het grimmig noemde, met een kunstschilder die ze een
keer op een ontvangst in het stadhuis had ontmoet en die ze nooit vergeten had.
Het maakt nieuwsgierig. Toch eens aan beginnen. Morgen. Misschien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten