Vanochtend heb ik mijn nieuwe,
peperdure medicijn Abiraterone weggegooid. De kanker trekt er zich niets van
aan. Van geen enkel medicijn meer.
Gisteren, 15 januari, was er
een beslissend consult bij de oncoloog, dat duidelijk zou maken of de laatste
strohalm tegen de uitzaaiingen aansloeg. Een alles-of-niets-consult, want als
de Abiraterone niet zou werken, waren we uitgepraat.
Ik stond nog met de klink van
de deur in de hand, toen de oncoloog zei: “Je bloedwaarden zijn slecht.”
Terwijl ik ongelovig, niet-begrijpend op een stoel schoof, vervolgde hij: “Je
PSA is opnieuw verdubbeld. De medicijnen hebben dus geen enkele invloed op de
prostaatkanker.”
Hij keek me aan met een
veelzeggende blik, alsof ik de rest van het gesprek wel kon invullen. Dat kon
ik ook, maar ik liet het hem toch bevestigen. Dat hij nu met lege handen stond.
Dat ik geen baat, alleen ellende zou hebben bij chemokuren. Dat er geen
alternatieven waren.
“Dus ik ben aan de laatste
ronde begonnen?” vroeg ik, nog steeds ongelovig. De oncoloog knikte. Ik
vloekte.
Een kwartier later stonden we
buiten de spreekkamer. Zoekend naar woorden, zoekend naar elkaars handen, perplex,
nog niet toe aan verdriet of vrees, alleen maar vervuld van huiver en
ontzetting en de eerste van ontelbare vragen. Werktuiglijk reden we naar huis,
stamelend over wat ons toch in godsnaam was overkomen, hoe dit toch had kunnen
gebeuren, mijn god, afschuwelijk, het kon toch niet waar zijn? Ja, we wisten
dat de kans op een foute uitslag vijftig procent was. En dus was er ook vijftig
procent kans op een goede uitslag, en die goede vijftig procent waren voor ons.
Niet dus. Het was honderd procent fout.
Thuis een stel moeilijke
telefoontjes, allereerst met de kinderen, de ellendigste telefoongesprekken van
mijn leven. Tussendoor en daarna de tranen, het hoofdschudden, de zorgen, de
verbijstering.
De laatste ronde... Hoe doe je
dat, zo’n traject waarbij boven elke ontmoeting en ervaring een vraagteken van ‘hoe
vaak nog?’ hangt. De adviseurs in de zijlijn die het allemaal precies weten
adviseren ons, kankerlijers, te genieten-van-hier-tot-ginder, maar hoe moet dat:
genieten-van-hier-tot-ginder aan de rand van het Grote Ravijn? We gaan het
onderzoeken, of we willen of niet.
Verdomme Matt! Sterkte, heel veel sterkte.
BeantwoordenVerwijderen