Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, zeggen ze. Nou zeggen
ze zoveel. Zóveel dat ik er al eens een kleine verhandeling aan wijdde. Maar dat
van die ondoorgrondelijkheid zou wel eens kunnen kloppen.
Waarom, bijvoorbeeld, zit de schepping zo vol
ongerijmdheden en raadsels? Ik zou een heel essay kunnen vullen met zaken die
beter niet hadden kunnen worden geschapen – denk aan ongeluk, rampen, oorlog, haat,
muggen – maar laat ik me beperken tot ons gebrekkige geheugen. Als je
schepselen dan toch uitrust met het vermogen tot herinneren, doe het dan goed,
zou ik zeggen. Niet dus, het geheugen is onlogisch en hapert om de haverklap.
Onlangs zat ik me bij een pubquiz te verbijten dat ik
maar niet op de naam van een beroemde architect kwam, de titel van een popsong
kwijt was, twee gebouwen door elkaar haalde en twijfelde over de auteur van een
toneelklassieker. Maar vanochtend onder de douche schoot me pardoes het
riedeltje te binnen waarmee een bepaald zeepje dertig jaar geleden reclame
maakte. Nergens voor nodig, die herinnering, volkomen onbelangrijk, maar wel
bewaard gebleven.
Het zou handig zijn als we zouden onthouden aan welke
steen we ons steeds weer stoten, maar nee hoor. Het zou goed als we zouden
onthouden hoe we ons verdriet of ergernis kunnen besparen, wat er te leren valt
van misvattingen en welke risico’s maar beter vermeden kunnen worden. Daar is
het geheugen echter niet op geprogrammeerd. Het herinnert zich echter wel
allerlei onnutte, futiele of irritante zaken.
Sinds mijn veertiende zit de eerste zin van Caesars De Bello Gallico in mijn hoofd: “Gallia
est omnis divisa in partes tres, quarum unam inculunt Belgae.” Ga toch weg,
Julius Caesar, maak plaats voor een zinniger herinnering. Waarom weet ik nog wanneer
de Guldensporenslag plaatsvond, maar heb ik moeite de sterfdata van mijn ouders
te onthouden? In de supermarkt ben ik vergeten wat ik ook weer zou halen en springt
ineens meneer Schreurs, de kleine kruidenier uit mijn kindertijd, op mijn
netvlies.
Of neem die reünie van de School voor de Journalistiek,
waar ik een studente van toen ontmoette, nog steeds mooi en charmant. Ik wist
nog hoe ze heette, Marjo, maar niet meer hoe we elkaar kenden, van een zelfde
studiegroep misschien? “Wij vonden elkaar toen nogal leuk,” zei Marjo met een
geladen glimlach. Ik kon mezelf wel voor mijn zeef slaan.
Foto: Flickr (Wade Morgan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten