Mag ik mezelf even voorstellen
in een nieuwe hoedanigheid? Sinds gisteren ben ik behalve stukjesschrijver ook
slangenmens.
Eigenlijk begon het al een paar
maanden geleden, toen ik op aanraden van de longarts aan de zuurstof ging en me
voortaan met een slangetje in de neus door het leven bewoog. Op misschien nog
wel eerder, toen een dichtgeslibde ader werd vervangen door een lange
omleiding, een plastic kunstader die net onder de huid voelbaar door mijn
lichaam kronkelt. Maar gisteren kwam daar een buikkatheter bij, die mijn in de
war geraakte waterhuishouding moet reglementeren, zodat ik nu al met drie
kunststof slangen ben uitgerust. Komt dat zien, komt dat zien – ik moest er
maar eens mee gaan bijbeunen op kermissen en partijtjes.
Ik had er nogal tegenop gezien.
Nog niet eens zozeer tegen de ingreep, want die zou in een half uurtje bekeken
zijn, maar vooral tegen de impact van zo’n nieuw lapmiddel voor het haperende
gestel. Van tijd tot tijd begint een lichaamsfunctie te stotteren en te
sputteren en moet er een passend attribuut uit het medisch magazijn komen –
voor zover beschikbaar. De ouderdom komt met puffers en protheses en apparaten
en toenemend gehannes. Je kunt proberen daar oosters kalm onder te blijven en
te berusten in het onafwendbare, maar dat lukt niet 24/7, althans mij niet.
Toen het zover was,
gistermiddag, bleek de ingreep niet het voorziene fluitje van een cent, maar
een flinke klus waar ik wel wat beduusd van werd. Maar de suprapubische katheter zát
uiteindelijk, en daar ging het om. “Uw kwaliteit van leven zal erop
vooruitgaan,” zei de uroloog toen hij zijn steriele handschoenen uittrok. Ik
hoorde het hoopvol aan.
Zo stelt men zijn normen bij. Ik
begin met enige tegenzin aan de lapmiddelen, maar ben toch blij als die helpen tegen het wildplassen en ik weer wat controle over mijn leven terugkrijg. Alle beetjes helpen,
zogezegd. Het leven een beetje aangenamer doordat het een beetje minder
onaangenaam wordt? Oké, deal!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten