Ik zag een beroemde film met
Jack Nicholson op tv. Hij oogde verfomfaaid en desperaat. Ik moest aan mijn
vader denken, niet omdat die op Nicholson leek, in de verste verte niet, maar
omdat vader bij het ontwaren van zo’n warrige kop steevast ‘Lord Wanhoop’ mompelde.
Die term had hij niet zelf
bedacht, maar kwam geloof ik uit een oude klucht. Maakt niet uit, ik vind het
een sterke uitdrukking. Een Lord die Wanhoopt, het is me nogal wat. Een heer
die alle decorum kwijt is en is afgegleden van een gezien persoon tot een
hopeloos geval.
Hoop en wanhoop vormen een
begrippenpaar dat twee uithoeken van de menselijke geest overspant. Wie hoopt,
ziet toekomst, wil verder, ruikt kansen, heeft zin, is vol goede moed. Al zit
het vandaag tegen, morgen is er weer een dag, nòg is er niets verloren en valt
er van alles te winnen, joechei! Hoeveel triester is de wanhoop. De radeloze
weet niet meer waar hij het zoeken moet, niets lukt, vandaag niet en morgen
waarschijnlijk nog minder, linksom niet en rechtsom niet, het is om stapel van
te worden, hoe moet het ooit nog goedkomen? Zo vol als de hoop van zichzelf is,
zo leeg is de wanhoop, kansloos, kleurloos, zo loos als loos maar kan zijn.
Ik heb het op deze plek nogal
eens over hoop, vooral als het gaat over ziekte en gezondheid. Hoop is de beste
vriend van mensen die averij opliepen in het leven. De vriend die je voorhoudt
dat een halfleeg glas toch ook halfvol is, dat een beperking ook weleens
verrijking oplevert, dat je meestal meer overhoudt dan je kwijtraakt, dat een
min als voordeel heeft dat de plussen mooier worden. De vriend van wie je het
moet hebben in lastige tijden.
De hoop reist meestal met me
mee op de kronkelwegen van het leven, maar af en toe kijkt-ie even de andere
kant op en komt de wanhoop om de hoek grijnzen. Hoewel – wanhoop is een te sterk
woord, het betreft eerder een diepe vermoeidheid. Dan zucht en godver ik dat ik
alle gedoe hélemáál zát ben: het tekort aan adem, het gehannes met zuurstof, de
spierzwakte, de inleggers, de pillen en pufjes en prikken, al die witte jassen –
die hele mikmak van een krakkemik.
Tot ik het gezucht en gegodver
ook weer moe ben. Dan houd ik mezelf voor dat halfleeg toch ook halfvol is en
dat verlies soms winst betekent en dat er geen schaduw kan bestaan zonder de
zon. Ik moet ze me steeds opnieuw vertellen, die verhalen, maar uiteindelijk
werken ze wel. Lord Wanhoop komt er hier vooralsnog niet in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten