Afgelopen week heb ik de toekomst afgeschaft. Als er voor
de zoveelste keer iets gebeurt dat je nooit had vermoed, moet je het idee dat
je de dag van morgen kunt voorspellen maar eens laten varen.
Een familielid belde met de vraag hoe het ging met mijn
gezondheid. De goede kant op, vond ik. Toen ik vervolgens een eindje ging
fietsen, hielden mijn benen er na een half uur ineens mee op. Voordat ik het doorhad,
lag ik op de Acute Opname Afdeling van het ziekenhuis. Zo ben je kwiek, zo ben
je ziek.
Het verhaal begon eind januari, toen ik een stent kreeg in
verband met een aneurysma, een uitgestulpt stukje aorta. Die prothese slibde geleidelijk
aan dicht, waardoor mijn linkerbeen niet meer mee wou, zodat er een omleiding
moest worden geplaatst. Na een kleine maand zat ook die omleiding dicht en blokkeerden
beide benen na een meter of tien lopen. Zo verzeilde ik opnieuw in het
ziekenhuis, en toevallig andermaal in een kamer met uitzicht op de entree.
Daar lag, stond of zat ik weer, man voor het raam,
starend naar het va-et-vient van patiënten en bezoekers, allemaal vervuld van
hoop of vrees of een melange daarvan. Die melange kende ik zelf ook. Al vaker
had ik slecht nieuws ontvangen, waarna er toch een verbetering optrad, en een
nieuwe terugval, en een nieuwe opleving. Ook deze opname had allerlei dalen en
pieken. Wat gisteren een doodlopende weg leek, bood vandaag alsnog perspectief,
en ook de pijn van de eerste dagen verzachtte en vervaagde. Een langgerekte
oefening in mentale lenigheid.
Er werden tientallen naalden in me geprikt, bloed
opgezogen en onder de microscoop gelegd, echo’s vertaald in vage beelden,
hartslagen opgemeten, aders en spieren bevoeld, magische poeders en sappen
toegediend, en alle uitslagen werden met decimalen en duistere afkortingen
geboekstaafd in computerbestanden. Na een week wisten de specialisten genoeg en
stuurden ze me even naar huis om op adem te komen, in afwachting van een
operatie om de bloedwegen stolselvrij en de benen weer aan de praat te krijgen.
Zo ging de man voor het raam even met verlof. Hij vond
zichzelf een tijdje later terug achter een glas wijn op een terras aan de zoom
van een oud dorpsplein. Daar schudde hij het hoofd over de gang der dagen en
toostte maar op het hier en nu, dat hem althans een zonnig moment op een mooie plek
presenteerde. Wat de toekomst in petto had, wist alleen de toekomst.